gedicht – alsof
Alsof
Tussen slapende slangen en bloedzuigers
sluipen we door het natte landje,
vinden een voetbal in het park achter de huizen
en trappen hem lek,
slenteren met grind in onze knieën
langs kinderlokkerschuren
en fluiten op een grasspriet.
Op weg naar huis doen we
welke mouwkruiper het eerst boven is
en gooien klittenbollen in iemands haar.
Thuis zeggen ze dat we te laat zijn en
dat we geen honger hebben maar trek.
Alsof we vandaag nog niets hebben meegemaakt.
© Margriet van Bebber
Uit: Woorden, lippen en tanden, Rotterdam 2005